Europese Commissie acht 150 km-criterium in strijd met EU-recht
De Europese Commissie acht de huidige invulling van het per 1 januari 2012 ingevoerde 150 km-criterium voor de 30%-regeling in strijd met het vrije verkeer van werknemers. De Commissie heeft dit standpunt kenbaar gemaakt in een opinie bij een voor het Europese Hof van Justitie lopende procedure. Aanleiding hiervoor zijn de prejudiciële vragen die de Hoge Raad in zijn arrest van 9 augustus 2013 aan het Hof van Justitie heeft gesteld.
Wat betekent dit voor u?
Gezien de opinie van de Commissie is het des te meer raadzaam voor uit het buitenland afkomstige werknemers, die door toepassing van het 150 km-criterium niet kwalificeren als ingekomen werknemer voor de 30%-regeling, om toch een aanvraag voor toepassing van de 30%-regeling te doen en bezwaar te maken tegen een afwijzende beschikking. Daarnaast is de uitkomst van deze opinie ook relevant voor werknemers van wie de 30%-regeling eindigt als gevolg van de tussentijdse toetsing onder het overgangsrecht. Het relevante overgangsrecht is van toepassing voor (eerste) dienstbetrekkingen die zijn aangevangen tussen 1 januari 2007 en 31 december 2011. Na een periode van 5 jaar vanaf de startdatum in Nederland moet volgens de belastingdienst (van rechtswege) aan het 150 km-criterium worden getoetst, waardoor bepaalde werknemers de 30%-regeling kwijtraken. Met het bezwaar stellen de werknemers hun rechten veilig voor het geval het Hof van Justitie tot dezelfde conclusie komt als de Europese Commissie.
Strijdig met Europees Verdrag
Volgens de Commissie kan de 30%-regeling onder omstandigheden leiden tot een vorm van belastingontwijking – ingeval de werkelijke kosten aanzienlijk lager liggen dan de forfaitaire vergoeding – die Nederland moet kunnen voorkomen en kan de bestrijding hiervan een rechtvaardiging zijn om de verkeersvrijheden uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in te perken. Ook vindt de Commissie het 150 km-criterium een geschikt criterium om te vermijden dat forenzen gebruik kunnen maken van de 30%-regeling. Maar volgens de Commissie gaat deze maatregel verder dan nodig is om de doelstelling te bereiken.
Om een onevenwichtigheid van het 150 km-criterium te illustreren, maakt de Europese Commissie een vergelijking van twee werknemers uit het buitenland die bij een in Nederland gevestigde werkgever in dienst treden en gebruik willen maken van de 30%-regeling.
In het ene geval woont de werknemer – vóór zijn indiensttreding in Nederland – in Namen (België) en gaat werken in Groningen. De afstand tussen woonplaats Namen en werkplaats Groningen is 410 km. In deze situatie komt de werknemer niet in aanmerking voor de 30%-regeling omdat Namen hemelsbreed minder dan 150 km van de Nederlandse grens ligt.
In het andere geval woont de werknemer – vóór zijn indiensttreding in Nederland – in Parijs en gaat werken in Heerlen. De afstand tussen de woonplaats Parijs en werkplaats Heerlen is ongeveer 416 km. Deze werknemer komt wel in aanmerking voor de 30%-regeling als aan alle andere voorwaarden is voldaan.
Niet proportioneel
De Commissie is van oordeel dat niet valt in te zien hoe de tweede situatie op relevante wijze anders is dan de eerste, maar dat in het tweede geval de 30%-regeling wel van toepassing kan zijn. De Commissie verbindt hieraan de conclusie dat de maatregel niet proportioneel is, te ver gaat en dat het zeker wel mogelijk is om met een minder beperkende maatregel de gerechtvaardigde doelstelling – het voorkomen dat forenzen gebruik kunnen maken van de 30%-regeling – te bereiken.
De Commissie stelt voor om een andere maatregel te treffen om te ruimhartig gebruik van de 30%-regeling tegen te gaan en doet daarbij de suggestie voor een maatregel die uitgaat van een bepaalde afstand tussen de woonplaats en de werkplaats van de ingekomen werknemer.
Het is nu afwachten wat het Hof van Justitie gaat beslissen.
Bron: Lopende procedure Hof van Justitie, nr. C-512/13 (Viditax 24 maart 2014).