Verondersteld rendement van 4% is onredelijk
De Belastingdienst gaat er vanuit dat u een rendement behaalt van 4% op uw bezittingen in box 3 (onder andere spaargeld, aandelen en tweede woning). Tegenwoordig is het behalen van dit rendement echter bijna onmogelijk. Grant Thornton en de Bond van Belastingbetalers willen dit nu aankaarten bij de rechter met een proefprocedure.
Bij het bepalen van de belasting in box 3 gaat de Belastingdienst uit van de waarde van uw bezittingen per 1 januari van het jaar. Over die waarde stelt de fiscus dat u een rendement moet kunnen behalen van 4%. De uiteindelijke belastingheffing is dan 30% over dat veronderstelde rendement. Grant Thornton en de Bond zijn het echter niet eens met de hoogte van dat rendement. De rentes bij de banken zijn op dit moment zo laag, dat het in veel gevallen niet lukt om dat rendement van 4% te halen.
Meebewegen met werkelijke rente
Volgens het belastingadvieskantoor en de Bond kan zo’n heffing Europeesrechtelijk niet door de beugel. Het fictief rendement zou meer moeten meebewegen met de werkelijke ontwikkeling van de rente. Het zou beter zijn als de Belastingdienst voor het fictief rendement aansluit bij het vijfjarig gemiddelde rendement van een aantal banken. Het belastingkantoor start daarom een proefprocedure om het veronderstelde rendement van 4% door de rechter te laten beoordelen. Op de uitkomst moeten we mogelijk nog wel even wachten, want de gehele procedure kan met alle mogelijkheden van hoger beroep en cassatie zo’n zeven jaar gaan duren. Wij houden u op de hoogte van de acties die u kunt ondernemen naar aanleiding van de proefprocedure.